Een man is naar Zwitserland gekomen om de geschiedenis van de Club van Rome te onderzoeken. Als hij tijdens een wandeling in de omliggende bossen Antonin ontmoet, raakt hij geïntrigeerd door hem en zijn levenswijze. Antonin leidt een vrij zwerversbestaan in een hut bij Winterthur. Hij jaagt en verzamelt in het bos en haalt af en toe iets uit de prullenbak bij de supermarkt. Ooit, vertelt Antonin, reisde hij de beroemde Duitse wetenschapper Alexander von Humboldt achterna door Latijns-Amerika. Gaandeweg blijkt dat de geschiedenis van de Club van Rome, die in 1972 veel van de problemen van de huidige eeuw voorzag, en het verhaal van Antonin meer met elkaar gemeen hebben dan aanvankelijk het geval lijkt. In Winterthur verweeft Alexander Nieuwenhuis de geschiedenis met het persoonlijke: het verdwijnen van gletsjers, de geschiedenis van Latijns-Amerika, de onderzoekingen van Humboldt, de uitputting van onze grondstoffen. Het zijn maar enkele onderwerpen die hij aanstipt in zijn aangrijpende vertelling over een moedig mens, de wereld om ons heen, over hoe de dieren zichzelf genezen als ze ziek zijn en wat wij nog verzuimden van ze te leren.