In zijn deels autobiografische roman Vuurland vertelt Andreas Oosthoek over zijn tijd als dienstplichtig militair bij het omstreden detachement Dienst Identificatie, een ‘samenraapsel van dromers en denkers, gestrande studenten en rotjongens’. Ze zijn overgeleverd aan de naweeën van de oorlog, ze zijn overgeleverd aan elkaar. Dagelijks worden ze geconfronteerd met de dood, de gesneuvelde jongens zijn van hun eigen leeftijd en hebben de tekenen van vergelding, moord en verraad. Het is de taak van Eenheid 402 om de naamlozen een naam te geven en thuis te brengen. De Duitse grens over, met trompetgeschal en wapperende vlaggen. Vuurland vertelt over de drieëntwintigjarige commandant Alva, een bikkel met een zachte kern. Zijn ‘lijkenpikkers’ hebben een mascotte, Krakau de Kraai, en kennen bizarre rituelen. Ze delen liefde en noodlot en soms raken ze aan de grens van de waanzin, zonder begeleiding, zorg of nazorg. Ze zijn, zoals Alva zegt, ‘de spelers in een antioorlogsfilm’. Vuurland is ook het verhaal van de Duitse grenadier die omkomt bij de haast vergeten Slag om de Schelde, de van brute moord beschuldigde Britse commando’s en de jongen uit Keulen die – jaren na de oorlog – het spoor zoekt van zijn vader, een gevreesde commandant die in de duinen van Walcheren door zijn eigen mannen is afgeknald. Meeslepend, beeldrijk en met een scherp oog voor details vertelt Andreas Oosthoek van een groep jonge mannen die geconfronteerd wordt met de gruwelen van de oorlog en zich staande probeert te houden voor een normaal leven na hun diensttijd.