‘Ik zie ze voor me met een zeldzame helderheid: sluimerende monolithische wezens, hangend in de zee. De kleine ogen onder in de machtige kop die zich langzaam sluiten. Vanboven komen een paar stralen zon door het water schijnen, ze weerkaatsen op hun wijde grijze flanken.’
Rochus Veldman is fietskoerier. Hij doorkruist de stad en overpeinst het lot van zijn oudste vriend, die als vermist werd opgegeven. Straten en cafés roepen zijn aanwezigheid op en niet zelden denkt hij hem te zien. De herinneringen lijken de desintegratie te versnellen, en Rochus trekt zich in zijn vrije tijd terug op zijn kamer. Zijn onmacht om aan het leven deel te nemen wordt doorbroken door zijn ontmoeting met Alma. Zij voert hem mee naar Lesbos, waar hem een grote uitdaging wacht: de activist te worden die zijn vriend naliet te zijn.