Fahrettin groeit op in een groot en arm gezin in Sarikamis, een afgelegen bergdorp in het noordoosten van Anatolië. Op een vroege lentedag stapt hij op de trein naar Izmir, de heidense stad aan de verre westkust. Safiye is de jongste van vier dochters in een bemiddeld en zorgeloos gezin in de stad Manisa. Als haar vader ziek wordt en overlijdt, slaat de situatie om. Samen met mama en haar zus moet ze noodgedwongen naar Izmir verhuizen. Op een ochtend merkt Fahrettin de jonge Safiye op. Het is de dag waarop hun levens voorgoed veranderen. In woelige omstandigheden nemen ze hun lot in eigen handen en bundelen de krachten in de hoop zich uit hun armoedig leven op te werken. Een hachelijk voornemen dat gezien alle verschillen, moeilijkheden en verwikkelingen voortdurend op de proef wordt gesteld. 'Want wat hen tegenover elkaar stelt, wat hen tegen elkaar in het harnas jaagt, houdt hen uiteindelijk ook samen, diezelfde koppige geestkracht in al haar voorkomens: de wilskracht waarmee ze hun verbond hebben gesmeed, de drijfkracht die hen boven water houdt als ze kopje onder dreigen te gaan, de stuwkracht die hen voortdrijft over alle hindernissen heen, de draagkracht om zichzelf en elkaar en alle gewicht en tegenkanting mee te sleuren, de veerkracht die hen weer overeind helpt als ze struikelen.'