Het lied van Wulnoth, de geboren slaaf; het lied van de naamloze en landloze man die twee koningen aan koninkrijken hielp. Het lied van zijn vriendschap met Guthred, de prins; het lied van zijn omzwervingen om zijn vriend te vinden. Het lied van zijn gevaren en oorlogen en van zijn moord op de Deen Hungwar. Het lied van zijn vriendschap met Alfred de Bretwalda van de West Saksen en van zijn liefde voor Edgiva de Schone. Het lied van zijn wending tot de Gever van het Leven; het lied van zijn laatste gevecht met Jarl Eric, op het veld van de grote slachting. Dit is het lied. En dit lied werd gezongen door Gyso de Gleeman op bevel van Edward de Koning, zoon van Alfred, opdat de naam en daden van Wulnoth niet zouden vergaan, maar door alle mensen herinnerd zouden worden.