Een meisje van zeven zoekt jarenlang naar haar familie. Oost-Pruisen, 1945. Liesabeth Otto is zeven jaar als haar moeder overlijdt. Samen met haar oudere zus en broer probeert ze te overleven en Liesabeth wordt er dagelijks op uitgestuurd om te bedelen. Op een dag krijgt de buurvrouw haar zover om mee te gaan op de paardenkar naar de stad: daar kan ze de winterjas van haar zus verkopen en zo snel aan eten komen. Maar eenmaal in de stad pakt de vrouw de jas af en laat Liesabeth alleen op het station achter. Ze weet zich geen raad. Ze kent de weg niet, en ze weet ook dat als ze niet snel thuiskomt met eten, haar zus niet lang meer zal leven. Uiteindelijk springt Liesabeth op een goederentrein in de hoop dat deze de goede kant opgaat. Ze zal nooit meer thuiskomen.