J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix dienden tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) samen op Java. Hier besloten ze, geschokt door de gewelddadige praktijken van hun legeronderdeel, een onderzoek in te stellen naar ontsporingen van geweld. Na hun terugkeer in Nederland zagen zij niettemin af van publicatie, in de overtuiging dat hun studie niet in goede aarde zou vallen. Alom ging men er vanuit dat het 'voorbij' was.
Pas in 1969, twintig jaar na de soevereniteitsoverdracht, blikte Nederland terug op het militaire ingrijpen in Indonesië. Oud-stoottroeper Hueting vertelde over 'oorlogsmisdaden' waar hij zelf aan had meegedaan. De Tweede Kamer eiste een onderzoek en de regering-De Jong kwam met de Excessennota. Een en ander was voor Van Doorn en Hendrix aanleiding om de dikke stapel schriften en formulieren weer tevoorschijn te halen, uit te werken en te publiceren.
In 1970 verscheen deze uitgave over het Nederlands-Indonesisch conflict voor het eerst. Het is een sociologische studie, een combinatie van veldobservaties (Hendrix) en sociologische analyse (Van Doorn). 'Ontsporing van geweld' behandelt de gewelddadige manier waarop Nederland het Indonesische vraagstuk dacht af te wikkelen. Het werd daarmee een unieke, goeddeels van binnenuit gepleegde studie van een nieuw type oorlog: de dekolonisatieoorlog.