De Hermetische geschriften, vooral de 18 boeken van het Corpus Hermeticum, zijn een neerslag van ervaringen met de wereld van de geest. Het zijn wijsgerige uiteenzettingen, die een wegwijzer bieden naar die geestelijke wereld. J. van Rijckenborgh ontsluit in zijn verklaringen, uitgegeven in 4 delen, de toegang tot deze ervaringen. Hierbij voert hij meer een diepgaand gesprek met de lezer, dan dat hij zich verliest in abstracte filosofische beschouwingen. De waarheid die in het Corpus Hermeticum en de Tabula Smaragdina tot uitdrukking komt, noemt Van Rijckenborgh ?de Egyptische Oergnosis?. Hoewel de teksten in het begin van onze jaartelling, ten tijde van het Hellenisme, op schrift gesteld zijn, voeren zij terug tot ver in de Egyptische geschiedenis. Zij laten de kennis der waarheid, de gnosis, opvlammen, door de grote filosofische vragen aan de orde te stellen die het Avondland sinds zijn oorsprong begeleiden. Hoe is de verhouding tussen geest en natuur, tussen ziel en materie? Kan de mens God kennen, en hoe kan hij dat? Wat is goed, wat is kwaad? Bestaat er onsterfelijkheid en verlossing voor de mens, en hoe wordt zij verkregen? Deze vragen worden aangesneden in dialogen, enerzijds tussen Pymander en Hermes, anderzijds tussen Hermes en Tat, resp. Asklepios. Het gaat hier niet om personen, maar om geestelijke en zielenkrachten ín de mens. De naar de geest zoekende menselijke ziel, Hermes, ontmoet Pymander, de geest, en wordt door hem verlicht. De verlichte ziel, Hermes, geeft haar wijsheid door aan Tat en Asklepios, de zich heroriënterende wil en het zich heroriënterende verstand van de mens. In zijn verklaringen gebruikt J. van Rijckenborgh gnostieke, Manicheïstische, Kathaarse, Paracelsistische en Boehmistische elementen In het eerste deel zet J. van Rijckenborgh aan de hand van twee boeken van het Corpus Hermeticum de fundamentele toestand van de mens uiteen. Deze is gebonden aan het tijdelijke, terwijl de eeuwigheid zijn bestemming is.