'We zouden een manier moeten vinden om aan geld te komen,' zei hij meer tegen zichzelf dan tegen haar. 'Maar hoe?' Hij rechtte zijn rug, legde zijn peuk op de rand van de asbak, vouwde zijn handen, draaide ze naar buiten en liet zijn vingers knakken. Met die ontknoopte vingers pakte hij weer zijn sigaret op en nam nog een stevige haal. Rook kringelde tot achter zijn beduimelde brillenglazen en onttrokken zijn ogen aan het zicht. Op een vreemde manier voelde ze zich tot hem aangetrokken. Als ze naar hem keek kreeg ze prompt een natte doos. Er hing iets onbestemds om hem heen dat moeilijk te benoemen viel. Om dit duidelijk te krijgen, opperde ze plompverloren: 'Zullen we met elkaar naar bed gaan?' Ze had geen idee of hij dat wilde. Maar ze moest een opening forceren om te weten hoe hij haar zag. 'Met jou?' vroeg hij terughoudend. 'Vraag je dat wel vaker aan een wildvreemde?' 'Het is net of ik je langer ken.' Weer legde ze een hand op zijn arm en ditmaal kneep ze er aanmoedigend in. 'Als jij zo makkelijk over seks denkt, kun je er ook geld voor vragen,' stelde hij voor. Met zijn vlotte pen geeft De Feyter in dit tweede deel van de trilogie en aan de hand van sfeerbeelden een goed beeld van het reilen en zeilen in de Alkmaarse Achterstraat.