In deze "ware kronieken" worden vooral de avonturen van enkele ridders uit de stal van Karel de Grote uit de doeken gedaan. Waarbij moet gezegd dat de meisjes en vrouwen uit zijn tijd in emancipatorisch opzicht hun tijd ver vooruit waren. Er wordt dan ook niet op een anachronisme meer of minder gekeken in deze verhalen over monsters en engelen, helden en sukkels, hemel en hel. De absurde humor en de parodiërende stijl maken Karel de Grote niet gewoon groot, maar ontzettend groot - en nog een stukje groter zelfs. Ook niet mis zijn Angoulaffre met de Gele Tanden, de verliefde leeuw Oghris of Roland die in zijn eentje een bres slaat in de muren van Saragossa. Er vallen flink wat doden, gewonden en andere slachtoffers, maar gelukkig blijft de verteller van deze ongelooflijke gebeurtenissen er opvallend vrolijk onder. Een geestige geschiedenis met een hoog Monty Python gehalte, kortom. En enige NvdR's (of "Noot van de Ridder die het allemaal heeft opgeschreven").