Twee dingen fascineerden de Apeldoornse gymnasiast Theun de Vries en werkten bezielend op zijn fantasie: de klassieke oudheid en zijn Friese verleden. Wat dat laatste betreft vond hij in almanakjes en boeken talrijke sagen en wonderverhalen die hem niet loslieten. Mede met als voorbeeld van de destijds verschenen Veluwsche sagen gaf de jeugdige auteur in het voor hem laatste schooljaar een aantal van de hem betoverende sagen uit zijn geboorteland nieuwe literaire vorm en zo verscheen aldus zijn eerste boek Friesche sagen in 1925 bij Scheltens en Giltay in Amsterdam, op 18-jarige leeftijd.
De auteur schreef een voorwoord bij de huidige herspelde editie, die net als Conserve's heruitgave van het debuut van Bernlef een dubbeldebuut omvat, want behalve proza had Theun de Vries al veel gymnasiastenpoëzie geschreven, en herhaaldelijk meende hij verliefd te zijn geweest, voor hij omstreeks de lente van 1926 onder de bezieling van een eerste echte liefde ook zijn eerste authentieke verzen maakte. Ze begonnen in letterkundige tijdschriften te verschijnen en verschaften hem de naam van een nieuwe, vitalistische dichter.
De beste van zijn gedichten werden door bemiddeling van Jan Greshott in 1927 als bibliofiel kunstwerkje uitgegeven door de befaamde drukker A.A.M. Stols in Maastricht. Ofschoon Theun de Vries gedichten bleef schrijven is terugkeer toch zijn meest expressieve bundel gebleven, vervuld met de levensadem van de jeugd en een kosmisch zijnsgevoel dat zich in helder beeld na beeld kenbaar weet te maken. Met nawoord van de auteur.