Nieuw leven diende zich aan, dagelijkse beslommeringen hielden mensen bezig, het uitgaansleven kwam op gang, maar er was vooral ook groot verdriet om gesneuvelde familieleden, er was bezorgdheid en angst om vaders, moeders, opa’s, oma’s, broers en zussen van wie nog altijd niets was vernomen. Geliefden waren elkaar kwijt. Huizen lagen in puin, gevangenissen zaten overvol en er was onoverzichtelijk veel werk aan de winkel. Wat vernield was moest hersteld worden; er moest voor voldoende voedsel gezorgd worden, oorlogsmisdadigers moesten berecht of eerst nog opgepakt worden. Chaos heerste. In De zomer van 1945 schetst Wim Daniëls aan de hand van dagboekfragmenten, brieven, nieuwsberichten en rechtbankverslagen een bewogen zomer, waarin levensgroot verdriet bestond naast uitbundige vreugde om de herwonnen vrijheid.