Zeventien zijn Doris en Julia als ze op zoek gaan naar een vriendin die met haar geliefde druiven plukt in de Franse Drôme. Ze hebben afgesproken in het café op het plein van een klein dorp. Daar aangekomen is het stel spoorloos. Wél zijn daar Abdoel en Akil. 'Ze zijn in de heuvels,' zeggen ze, 'aan het eind van de middag zullen ze wel terug zijn.' De mannen stellen voor om in de tussentijd gezamenlijk een bezoek te brengen aan het plaatselijk kasteel. Goedwillend als ze zijn, durven de meisjes niet op hun gevoel af te gaan. Ze zeggen 'ja' en gaan, op 't heetst van de dag als geen mens zich buiten waagt, met de mannen mee. Nauwgezet en verraderlijk lichtvoetig beschrijft Entius hoe dit 'ja' hun leven en hun vriendschap beïnvloedt in een subtiele roman over (on)schuld, angst en schaamte en de verwoestende werking van vooroordelen.